1         Optimalisatie door gelede kritisering
!Houben

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Piet Houben

 

 

1.1        Evenwichtige aandacht voor inhoudelijke en relationele aspecten            253

1.2        Gefaseerde planontwikkeling en cruciale rol van overkoepelend concept              253

1.3        Naar werkelijkheidsdomein onderscheiden kritisering               254

1.4        Werkelijkheidsdomein maatschappelijke normen         255

1.5        Werkelijkheidsdomein van het bewustzijn van een individu       255

1.6        Uitleiding                                                                 256

 


Het ontwerpen van een gebouw vindt  plaats in een soort “arena” waar verschillende actoren met elkaar discussiëren en onderhandelen. In een ontwerpproces communiceren betrokken actoren over wat het ontwerp dient te realiseren. Achtereenvolgens worden in de opdracht, in de nota van uitgangspunten, in het schetsontwerp, in het programma van eisen en verdere documenten de door het gebouw te leveren prestaties steeds meer expliciet gemaakt. De uiteindelijk te onderkennen set van eisen is voor een belangrijk deel de resultante van de communicatie tussen de actoren over de te verwachten en wenselijk geachte prestaties. De communicatie kan allerlei vormen aannemen zoals het uitwisselen van documenten, het informeel overleggen en  het formeel vergaderen. In het algemeen zullen gedurende het proces prestatie-eisen steeds meer gedifferentieerd en gespecificeerd worden. Bepaalde eisen kunnen gedurende het proces meer gewicht krijgen of juist afgezwakt worden. Bepaalde eisen kunnen hoger, gelijk of lager liggen dan op dat moment voor een bepaalde prestatie gebruikelijk is. Tenslotte is het mogelijk dat achteraf in de in het ontwerp prestaties te onderkennen zijn waarover in het geheel niet is gesproken. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om op routine, heersende normen of op officiële voorschriften  gebaseerde prestatie eisen, die niet ter discussie stonden.

 

In deze paragraaf gaat het om methodische aspecten welke van belang zijn om gedurende het ontwerpproces uit de veranderende  verzameling van prestatieeisen die te kiezen welk leiden tot een optimaal resultaat. Meteen rijst dan de vraag wanneer is er sprake van een optimaal resultaat? Het antwoord op deze vraag is niet-waarden vrij en dus ook maar gedeeltelijk wetenschappelijk te beantwoorden.

In de hieronder nader te beschrijven methodische aspecten wordt uitgegaan van een bepaalde kritisch wetenschappelijke insteek ontwikkeld door Habermas, die nadien steeds meer toegepast wordt in de aansturing van veranderingsprocessen in organisaties en samenlevingsverbanden. Optimalisatie is in dit verband actoren bewust maken dat ze in de concrete  situatie een rol vervullen in het scheppen van voor die situatie en die tijd beste mogelijkheden. De nadruk op beste mogelijkheden houdt verband met het gegeven dat door allerlei moderniseringstrends veranderingen in wetenschap en samenleving sterk op de voorgrond zijn gekomen. Willen mensen, professionals en dus ook actoren in een ontwerpproces niet passief mee gesleurd worden in de huidige, laat-moderne stroom van veranderingen dan is het  maken van keuzes om zo verantwoord mogelijk met de stroom van veranderingen om te gaan, noodzaak. Optimalisatie wil in dit kader zeggen dat mensen proberen in het ontwerp een door hen wenselijk geachte ontwikkeling vorm te geven.

 

Wanneer actoren in een ontwerproces een dergelijke optimalisatie van hun keuzes willen nastreven dan dienen ze de eigen argumenten en die van de andere actoren goed te funderen en onder critiek te stellen. Waar nodig “kritiseren” ze elkaars uitspraken over door het gebouw te realiseren prestaties. Kritiseren wil zeggen met argumenten proberen de uitspraak van iemand over een te verwachten of wenselijk geachte prestatie te “verbeteren”. Grofweg kunnen uitspraken over te leveren prestaties onderverdeeld worden naar argumentaties ontleend aan empirisch wetenschappelijk onderzoek, aan door maatschappelijke en groepsbelangen ingegeven stellingnamen en aan door individuele preferenties gekleurde motieven. Het hanteren van deze geleding in het kritiseringsproces is essentieel om optimalisatie te laten plaats vinden. Om dat kritiseringsproces goed te laten verlopen zijn de volgende  drie methodische aspecten van belang:

- 1. Evenwichtige aandacht voor inhoudelijke en relationele aspecten in het proces

- 2. Gefaseerde planontwikkeling en cruciale rol van overkoepelend concept

- 3. Naar werkelijkheidsdomein onderscheiden kritisering.

1.1    Evenwichtige aandacht voor inhoudelijke en relationele aspecten

 Sinds in alle geledingen van de samenleving de ‘bevelshuishouding’ plaats maakt voor de “onderhandelingshuishouding” is de communicatie in het ontwerpproces van karakter veranderd. De in het verleden centrale positie van de architect in het ontwerpproces maakte plaats voor een situatie, waarin verantwoordelijkheden voor het ontwerp gedeeld worden met andere disciplines. Ook is de relatie met de moderne opdrachtgever geëvolueerd  naar een dialoog omdat laatstgenoemde al dan niet bijgestaan door deskundigen een duidelijker beeld van het wenselijke programma van eisen en type architectuur over het voetlicht zal brengen. Ook vertolken meer dan vroeger vertegenwoordigers van de gebruikers van het gebouw welke behoeften en wensen er bij hen leven inzake prestatie-eisen.

 

Zoals in alle samenwerkingsprocessen omvat communicatie in een team van ontwerpactoren niet alleen een uitwisseling op inhoudelijk vlak, maar ook die op relationeel niveau. Hoe mensen met elkaar omgaan blijkt minstens zo belangrijk te zijn voor het realiseren van een goed ontwerp als de kwaliteit van de inhoudelijke input. Er dient door de wijze van communiceren “draagvlak” te worden gecreëerd, opdat alle of op zijn minst de meest belangrijke actoren achter het te realiseren ontwerp staan. Dat is soms lastig als bepaalde machtsverhoudingen of dominante gedragingen een goede inhoudelijke discussie in de weg staan. Niet voor niks wordt soms een externe procesbegeleider ingehuurd om te zorgen dat inhoudelijke en procesmatige aspecten op een evenwichtige wijze aan de orde komen.

 

Opvallend in de huidige laat-moderne tijd is dat prestatie eisen sneller veranderen. Ontwikkelingen op bouwtechnologisch, architectonisch en maatschappelijk gebied leiden tot een aanzwellende stroom van verbeteringen en innovaties in gebouwen. Kenmerkend voor innovaties is dat in tegenstelling tot de meer geleidelijke verhoging van de kwaliteit bij verbeteringen “een kwaliteitssprong” wordt gemaakt. Dat uit zich in een nieuwe mix van prestatie-eisen en in een meer dan geleidelijke verhoging van het kwaliteitsniveau. Om te kunnen innoveren, dienen betrokken actoren in het ontwerpproces open te staan voor de nieuwste kennis en inzichten en een meer experimentele benadering. Omdat de actoren veelal alleen kennis hebben over de nieuwste ontwikkelingen van hun eigen eigen vakgebied en maatschappelijke sector dient in het communicatieproces ruimte gereserveerd te worden om elkaar daarover bij te praten. Naar analogie van het hedendaagse principe van “de lerende organisatie” zullen actoren in een ontwerpproces zich aan elkaar kunnen ontwikkelen ten behoeve van een beter resultaat. Daarvoor is wenselijk dat het ontwerpproces op een bepaalde manier wordt gefaseerd. Daarover gaat het volgende punt.

1.2    Gefaseerde planontwikkeling en cruciale rol van overkoepelend concept

Methodologisch gezien dient ingespeeld te worden op de zojuist beschreven toename van actoren met hun eigen visie op de te leveren prestatie eisen van het gebouw binnen een technologische en maatschappelijke context waarin een sterke opwaartse druk staat op kwaliteit. Hoe dient met de hierdoor optredende uitwaaiering en ontwikkeling  van prestatie eisen te worden omgegaan?  Hoe kan daarbij evenwichtige aandacht zijn voor inhoudelijke en relationele aspecten? Hoe kan recht gedaan worden aan het gegeven dat de actoren in deze laat moderne tijd “lerende” professionals zijn?

 

Allereerst zal  het ontwerpproces een fasering dienen te krijgen waarin zowel de professionele inbreng van iedere actor gegarandeerd is als zijn/haar mogelijkheid te leren en mee te denken over wat andere actoren te berde brengen. Alvorens in een besluitvormende fase het ontwerpteam de uiteindelijke ontwerpeisen benoemt gaan er nog twee fases aan vooraf. De allereerste fase wordt aan geduid met “beeldvorming” en de tweede met “oordeelsvorming”. Eerste en tweede fase scharnieren rondom een overkoepelend concept van het ontwerp. Gezien de dynamiek in technologie en maatschappij wint de eerste in toenemende mate aan belang, maar wordt vanwege het reflecterend en procesmatige karakter als tijdrovend beschouwd en vaak makkelijk over geslagen. In beschrijvingen van ontwerpprocessen lijkt de beeldvormins fase op een black box. Toch is deze fase cruciaal omdat daar in de grondslag gelegd wordt voor het ontwerp.

 

De eerste beeldvormingfase gaat van start met een op verheldering van de opdracht gerichte analyse. Eventuele ontbrekende informatie over de opdracht wordt aangevuld. In dit beginstadium kunnen vertegenwoordigers van de opdrachtgever en van de gebruikers van de in het gebouw te huisvesten functies worden betrokken bij het geven van input aan de discussie. De beeldvormingsfase bestaat uit een “vrije” uitwisseling tussen de actoren over door hen voor het ontwerp relevant geachte ontwikkelingen welke in de verschillende disciplines en maatschappelijke sectoren te onderkennen zijn. De actoren verwoorden daarbij in hoeverre zij zich  wel en niet in een bepaalde ontwikkeling kunnen vinden en welke uitgangspunten en doelstellingen volgens hen aan het ontwerp ten grondslag dienen te liggen. Ze worden op deze uitspraken niet vastgepind, maar wel desgewenst door de andere actoren daarop kritisch bevraagd. Het doel van deze vragen is om duidelijker uitspraken te ontlokken van iedere actor, niet om er met hem/haar over te onderhandelen.  Essentieel in deze beeldvormingsfase is dat iedere actor de vrijheid heeft zijn/haar visie op de essentie van het te maken ontwerp te geven. In deze fase wordt terughoudendheid betracht ten aan zien van de realiseerbaarheid, omdat dit de creativiteit, het innovatief vermogen en initiatiefkracht van de actoren doet smoren. In deze fase dient een zo’n groot mogelijke ruimte voor het “leren” en ontwikkelen van gezamenlijke draagkracht te worden gegeven.

 

In een goed verlopend proces kristalliseert zich in de uitwisseling  een gemeenschappelijk concept uit waaraan eventueel 2 of 3 hoofdvarianten  te koppelen zijn. Het is de taak van de voorzitter als procesbegeleider op het juiste moment in de vorm van een voorzet een poging te doen concept en varianten te benoemen. Een goed bruikbare techniek in dit verband is die van de metaplan-methode. De term “meta” verwijst naar het streven naar synthese op een hoger abstract-niveau.  Concept en varianten worden zo kernachtig verwoord in de vorm van een  mission statement en eventueel in symbool tekeningen verbeeld. Ze zijn op een zodanig meta-niveau verwoord en verbeeld dat iedere actor zich er in herkent. Dit betekent dat een goed geformuleerd concept draagvlak bevorderend werkt en inspireert in de vervolgfasen.

 

In de tweede fase van de oordeelsvorming worden concept en eventuele varianten verder uitgewerkt in een programma van eisen, schetsontwerp en kostenplaat. Afhankelijk van zijn/haar discipline werkt een actor een aspect en onderdeel uit binnen de kaders van het concept en eventuele hoofdvarianten. Regelmatig zullen de resultaten in een geďntegreerde vorm in discussie komen en bekeken worden of de uitwerkingen afzonderlijk en gezamenlijk passen in het concept en hoofdvarianten. Deze terugkoppeling leidt in principe alleen tot het bijstellen van de uitwerking. In deze fase zullen ook op gezette tijden allerlei vormen van haalbaarheidstoetsingen plaats vinden. Bij deze toetsingen kunnen actoren namens de opdrachtgever en de doelgroep, die ook in de eerste fase meededen en dus de “geest” van het concept kennen, een constructieve bijdragen geven in het leveren van commentaar en meedenken aan een betere oplossing.

Vooral als de haalbaarheidsdruk groot wordt zal blijken of het mission statement karakter van het concept en initiatief- en draagkracht van de actoren “sterk” genoeg zijn om de oorspronkelijke ideeën zoveel mogelijk te realiseren zonder essentiële uitgangspunten en doelen op te geven. Toch kan niet worden uitgesloten dat gaande de oordeelsvormende fase het concept bijstelling behoeft. Dat is een belangrijk moment voor de begeleiding van het proces om er voor te zorgen dat dit weloverwogen gebeurt. In feite dient in verkorte vorm een nieuwe beeldvormingsfase te worden geëntameerd. Vooral in de tweede fase is van belang dat bij de uitwerking, terugkoppeling van de uitwerking naar het concept en bij de haalbaarheidstoetsingen de discussie over prestatie-eisen wordt onderscheiden naar het werkelijkheidsdomein waarop ze betrekking hebben. Daarover gaat het volgende punt.

1.3    Naar werkelijkheidsdomein onderscheiden kritisering

In het zoeken en formuleren van  het overkoepelende concept tijdens de eerste fase en de uitwerking en toetsing ervan gedurende de tweede fase komen prestatie-eisen ter sprake die sterk uiteenlopen en voor de betrokken actoren nieuw zullen zijn. Immers ontwikkelingen en standaarden binnen iedere betrokken discipline, veranderingen in normen en opvattingen over kwaliteit in de betrokken maatschappelijke sectoren en de toename van variatie in leefstijlen leiden tot dynamiek in en opwaartse druk op te realiseren prestaties. Vanuit het hierboven geschetste  ontwikkelingsperspectief op optimalisatie is  een evenwichtige wijze van kijken naar de werkelijkheid wenselijk. Een belangrijk aspect is dat daarbij een onderscheid wordt gemaakt naar drie verschillende werkelijkheidsdomeinen waarop prestatie-eisen kunnen worden ontwikkeld. Dat zijn de werkelijkheidsdomeinen:

 

- empirische wetenschap en technologie

- maatschappelijke normen

- bewustzijn van een individu.

 

Het is van belang dat bij het ontwikkelen en kritiseren van uitspraken over prestatieeisen op een van deze domeinen deze  getoetst worden aan de toetsingscriteria welke gelden voor het domein waarop ze gedaan zijn.  Ontwikkeling op ieder van de domeinen wordt beknot zodra er bij de kritisering toetsingscriteria van andere domeinen worden gehanteerd. Ontwikkeling van de samenleving en de daarvoor te ontwerpen gebouwen zijn gebaat bij  gelijkwaardigheid tussen de hantering van de domeinen in het communicatie- en kritiseringsproces. Voordat de gevaren van een ongelijkwaardige aan de orde komen, benoemen we eerst per domein de belangrijkste soort toetsingsciteria.

 

Ad Werkelijkheidsdomein empirische wetenschap en technologie

 

Op het domein empirische wetenschappen en technologie gelden criteria ontleend aan een zo werkelijkheidsgetrouw mogelijke beschrijving en verklaring van verschijnselen en de doeltreffendheid en doelmatigheid van een bepaalde maatregel. De stand van wetenschap en technologie bepaalt in het ontwerpproces de op dat moment beste oplossing van een probleem en de daardoor te genereren prestatie-eisen in het te ontwerpen gebouw. Op het gebied van warmte isolatie bijvoorbeeld gaat het bij uitspraken op dit domein uitsluitend over de isolatiewaarde van een ruit van een bepaalde constructie en dikte van het glas.

De min of meer objectieve uitspraken op het domein van empirische wetenschap en techniek dienen niet verward te worden met uitspraken op de twee andere domeinen. Bijvoorbeeld uitspraken over de waar te nemen of te verwachten isolatie-waarde dienen niet vermengd te worden met de wenselijkheid van warmte isolatie door maatschappij of individu.

1.4    Werkelijkheidsdomein maat­schappelijke normen

Op dit domein van maatschappelijke normen dienen uitspraken in het ontwerpproces getoetst te worden aan de op een  bepaald moment heersende opvattingen over kwaliteit en gebruikelijke normen inzake prestatieeisen. Argumenten voor kritisering kunnen dan in eerste instantie getoetst worden aan hoe in het maatschappelijke debat en politieke besluitvorming gedacht en besloten wordt over door een samenleving wenselijke geachte  normen en prestatieeisen. Dit domein is door economische en technologische ontwikkelingen en individualsering enerzijds en de toegenomen informatie hierover door televisie en electronische hulpmiddelen anderzijds in de huidige tijd sterk in beweging gekomen. Het moderne verschijnsel van “maatschappelijke debat” faciliteert deze dynamiek. De kritisch, beschouwende wetenschap draagt bij aan verheldering van keuzemogelijkheden in dergelijke debatten Op het gebied van warmte isolatie vindt het debat over aan te houden isolatienormen plaats tussen degenen die een schoon milieu en duurzaamheid nastreven en hen die wijzen op de betaalbaarheid en economische haalbaarheid van hoge normen.

1.5    Werkelijkheidsdomein van het bewustzijn van een individu

 

De toegang tot dit individuele domein kan is voorbehouden aan het betreffende individu.  Noch wetenschap noch maatschappij hebben vanuit een gelijkwaardige hantering van de werkelijkheidsdomeinen voor te schrijven wat iemand in zijn/haar bewustzijn dient te ervaren en te denken. Het is aan het individu om opening van zaken van zijn/haar gevoelens en opvattingen te geven. Een ander kan hierbij de persoon wel helpen in het scheppen van gunstige omstandigheden waardoor iemand zijn authentieke belevingen en opvattingen naar buiten wil brengen (verg. “coming out”). Vooral voor het verwezenlijken van een eigen stijl van leven en wonen is dat belangrijk. Ook in sociaal wetenschappelijk onderzoek naar woon- en andere behoeften inzake de ruimtelijke omgeving zijn er grenzen aan wat een respondent kwijt wil. De laatste jaren is de gemiddelde non response op enquetes toegenomen. Bovendien blijkt uit markt onderzoek dat de preferenties van consumenten steeds veranderlijker worden. Toch is inzicht in ervaringen en behoeften van gebruikers van belang voor de marketing van producten en diensten en om door de burgers gewenste arrangementen van de verzorgingsstaat te kunnen aanbieden.

Meningen van individuele personen over bijvoorbeeld warmte isolatie kunnen uiteenlopen vanwege verschillen in lichamelijk-sensorische gewaarwordingen, in esthetische voorkeuren inzake geluidsisolerende maatregelen in gebouwen en in bewustwording over nut van milieubescherming en warmte isolatie afgewogen tegen de eigen financiële mogelijkheden.

 

Kijkend naar hoe westerse samenlevingen georganiseerd zijn kan geconstateerd worden dat prestatie-eisen geformuleerd op de twee eerste werkelijkheidsdomeinen elkaar lijken te versterken en het derde domein te domineren. Nieuwe ontdekkingen in wetenschap en technologie in combinatie met verzorgingsstaten en wereldwijd opererende bedrijven die modernisering van economische bedrijvigheid en maatschappelijke instellingen nastreven, vormen immers een gunstige voedingsbodem voor de ontwikkeling van nieuwe en hogere eisen op deze domeinen. De kans is groot dat dit gebeurt in het voorbijzien van de behoeften en esthetische opvattingen van individuen. Er is dan dus sprake van een ongelijkwaardige hantering van uitspraken op de drie werkelijkheidsdomeinen.

Wel is de laatste jaren een zodanige individualisering in de samenleving gaande dat de mogelijkheid van het individu zijn/haar eigen leven naar eigen inzichten te ontwerpen en aan te sturen per saldo lijken  toe te nemen. Het hangt echter van de sociaal-economische positie van  iemand als opdrachtgever af of hij/zij  in staat is naar eigen goeddunken op een bevredigende wijze met de technologisch en verzorgingsstatelijke innovaties om te gaan.

 

In ontwerpprocessen voor gebouwen zullen hoge prestatie-eisen van technologische aard en inspirerende esthetische principes makkelijker gehonoreerd kunnen worden in marktsegmenten voor goed lopende bedrijven en voor individuele opdrachtgevers met een hoog inkomen en vermogen. Haalbaarheidseisen zijn daarentegen een stuk lager en minder afgestemd op individuele preferenties waar in de gemoderniseerde verzorgingsstaat vooral mensen met een lager inkomen doelgroep van beleid zijn.

De prestatieeisen van alle thans gebouwde en verbouwde gebouwen weerspiegelen op alle drie de domeinen steeds meer de in de maatschappij sterk optredende tweedeling. De vanzelfsprekende dominantie van prestatie-eisen op de twee eerste domeinen over die op het derde zal de manifestatie van de tweedeling in gebouwen verder stimuleren. Een naar werkelijkheidsdomein onderscheiden kritisering wil er toe bijdragen dat deze kans op tweedeling bewust gemaakt wordt en desgewenst wordt gestopt of van zijn scherpe kanten ontdaan.

1.6    Uitleiding

In deze paragraaf zijn nut en noodzaak van optimalisatie van de prestatie-eisen tijdens het ontwerpproces vanuit een maatschappelijk ontwikkelingsperspectief geschetst. Vervolgens zijn de drie belangrijkste methodische aspecten voor de communicatie tijdesn het ontwerpproces behandeld om de optimalisatie te faciliteren. Een kenmerk van deze methodologische insteek is dat gezocht is naar een balans tussen analytische en synthetiserende werkwijzen. Het analytische blijkt uit de verheldering van de opdracht en vrije associaties in de beeldvormingsfase en  het onderscheid naar werkelijkheidsdomeinen en de mogelijkheden per werkelijkheidsdomein aan de daar geldige toetsingscriteria in de volgende fases. Het synthetiserende blijkt uit evenwicht tussen aandacht voor inhoud en proces, de geconcentreerde aandacht voor de opdracht en het “vinden” van een adequaat concept en het binnen het kader van het concept ontwikkelen en kritiseren van prestatie-eisen in een gelijkwaardig hanteren van de werkelijkheidsdomeinen.

Ook blijkt uit deze methodische benadering dat vanuit de wetenschap een inbreng mogelijk is wat betreft de waarschijnlijke effecten van bepaalde prestatie-eisen, van wat in de samenleving en bij gebruikers van gebouwen aan wensen inzake prestatie-eisen leeft. Ook het methodisch aansturen van de communicatie in ontwerpproces om een optimaal resulaat te bereiken is een wetenschappelijke activiteit