1         Ervaring, Intuïtie en Conceptie
Geuze; Eldijk; Kan

 

Adriaan Geuze

Job van Eldijk en Lenneke van Kan

 

1.1    Inleiding...................................................... 392

1.2    Ontwerpproces........................................ 393

 


1.1   Inleiding

Dit is het verslag van een ontwerpproces van een student van Adriaan Geuze. Het verslag beschrijft het ontwerp voor de  verbouwing van een graansilo in Katendrecht Rotterdam tot woningen. Elke afbeelding geeft een belangrijke stap in het ontwerpproces weer.

 

Ik ben ervan overtuigd dat persoonlijke gebeurtenissen, anekdotes, passie, overlevingsdrang en doodsangsten in grote mate bijdragen in "kwaliteit" en creatieve producten. Callas, Cruyff, Otis Rading maar ook Aldo hebben ooit methodes gebruikt (waarschijnlijk intuïtief en onbewust) om hun jeugd, hun passie en hun talenten te koppelen. Ik heb vaak meegemaakt dat je studenten kunt verbinden met hun eigen achtergrond, hun eigen dromen en affiniteiten........en dat daardoor een doorleefder en authentieker resultaat ontstaat. Ontwerpen met je onderbuik blijkt ook bereikbaar voor sommigen. Allergieën en frustraties kunnen een ontwerpproces voeden. Nachtmerries kun je op een voetstuk plaatsen en er vervolgens triomfantelijk een rondedans omheen maken.

Mijn ervaring is dat designscholen (bijvoorbeeld die in Eindhoven) het intuïtieve het subjectieve en

 

 

 

onsystematische als belangrijkste waarde geldt  (dat noemen wij in Delft onwetenschappelijk, niet des ingenieurs) We kunnen dus leren putten uit al die geheime reservoirs, uit die poelen van verderf en leed.

Belangrijk is dat dit alles niets oplevert als niet tegelijkertijd het systematische de context, het programma van eisen, de haalbaarheid aan de orde zijn.

We moeten studenten dat ook leren. Hoe verbind je je eigen moeilijke jeugd met de vraag die een bouwheer of school je stelt?

Helaas zijn voor dit soort methodes zelfrespect en inzicht in je eigen karakter en roots onontbeerlijk; en hoe dat in een methode zit weet ik niet.

 

Ik zal mijn ideeën over het ontwerpproces het toelichten aan de hand van het afstudeerproject van Marten de Jong, een student van mij, die een ontwerp maakte voor het Elevatorgebouw in Rotterdam Zuid.

Het ontwerptraject is in verschillende karakteristieke fases weer te geven. Ik maak deze stappen ook in mijn eigen ontwerpproces, hoewel ik ze door routine veel sneller doorloop. Dit gaat zelfs zover dat ik de eerste en de laatste fase tegelijk doorloop, omdat deze het meest interessant zijn.


1.2   Ontwerpproces

 

 

Fase I Analyse van de locatie

 

Analyse van de locatie en kwantitatief onderzoek van het P.v.E. zijn heel belangrijk; je komt vaak op ideeën waar je nooit op was gekomen.

In dit geval ging het om de vragen: wat is er aan de hand in Rotterdam, wat gebeurt er met een gebied dat overschakelt van haven naar woongebied.

De bedoeling van de analyse was te onderzoeken hoe de Chinese gemeenschap zich in dat gebied zou kunnen vestigen.

 

 “Ik koos het gebouw en niet de lokatie, echter, zo'n fabriek staat natuurlijk wel ergens, en dat bleek Katendrecht te zijn. Op dat moment, en wellicht nog steeds nogal een hot spot in Rotterdam. Om een beetje de context van de   opgave die mezelf gesteld had te snappen was een analyse van Katendrecht onmisbaar. Om het echt in de vingers te krijgen was een grondige analyse nodig, historie, toekomstplannen, ontwikkelingsplannen, vorige initiatieven, ruimtelijke werking, fascinaties in de omgeving, samenhang van Katendrecht in   de rest van de stad, verkeersanalyse etc. Met zo'n veelheid aan invalshoeken voel je sneller aan of bepaalde oplossingen goed zijn of niet. Een goede oplossing haakt op al deze aspecten in, spreekt ze allemaal aan, een halve oplossing werkt niet.  'Wat ik er eerst mee wilde' gaat dan dus ook niet meer op, ik wilde alleen  maar wat met het gebouw en niet met het hele gebied. En zodra de lokatie een rol ging spelen, waren de eerste preoccupaties allang van tafel geveegd.”

Het eindproduct van deze fase was een programma van eisen voor die plek.

 

Het gebied van de graansilo, Katendrecht, was voorheen een Chinatown, toen een hoerenbuurt en werd toen schoon geveegd in een stadsvernieuwingproject.

Met de gegevens van het onderzoek heeft Marten interviews afgenomen met leden van de Chinese gemeenschap.

 

 

Fase II Ruimtelijk maken van de bevindingen

 

In deze fase gaat het om het ruimtelijk maken van het P.v.E., blokkendoosjes stapelen met in het achterhoofd de bagage van het net ontwikkelde P.v.E. Marten ontdekte dat het programma te realiseren was in een bestaand elevatorgebouw. Het complex kon uitgehold worden en leemtes konden worden opgevuld met programma. Dit was het begin van zijn onderzoek.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Fase III Specifieke vragen

 

Toen dit voorwerk gedaan was kon Marten de onderzoeksvragen opstellen. Dat gebeurde na 2 maanden werk.

Het waren er twee:

Kan een naoorlogs industrieel monument dienen voor een sociaal hoogwaardige programma?

Wat is de betekenis van architectuur voor een culturele minderheid?

Een geweldig interessante kwestie omdat dit over een taboe in Nederland gaat. Wat doet je met minderheden; bouw je specifiek voor hen of laat je ze zich aanpassen?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Fase IV Onderzoek naar materiaal en constructie

 

Daarna volgde onderzoek naar onder andere de mogelijkheden die de bestaande betonconstructie bood. Van belang was hoeveel gaten er geboord konden worden.

Ik vond het heel belangrijk dat Marten zich ging verdiepen in Chinese architectuur, dat hij bij wijze van spreken naar Peking ging en heel veel boeken las. De uitkomsten van zijn onderzoek hebben een grote invloed gehad op zijn ontwerp. Een van zijn belangrijkste conclusies uit het onderzoek naar Chinese architectuur was dat lege vlakken zoals we die kennen in de Moderne architectuur totaal ontbreken in de Chinese bouwtraditie. Lege vlakken worden vermeden en wordt altijd totaal ingevuld. Andere ontdekkingen waren b.v. de betekenis van de cirkel, Feng Shui en detailleren. Verder viel ook het geweldige gebruik van kleur op. Dit werden leidmotieven in het ontwerp.

 

Fase V  Vast

 

Zoals in ieder afstudeerproces liep ook Marten op een bepaald moment vast. Hij wist alles maar kon geen kant op. Hij ontdekte dat alle lconclusies opgeteld niet tot een goed ontwerp leidden.

Het was niet mooi, te veel, het paste niet. Hij had zich vol gezogen als een spons en kon niet meer voor of achteruit.

 

Fase VI Verdieping

 

De eerste stap naar een oplossing was een halvering van het uit te werken programma; het kiezen van het interessante gedeelte. En daarbinnen het meest veelbelovende. Dat was kleur bekennen, geheel subjectief, vanuit zijn eigen achtergrond en verleden. Het onderdeel dat hij koos was het Elevator gebouw.

Voor het ontwerp had hij meer zelfvertrouwen nodig, meer vertrouwen in zijn eigen fantasie, het Delftse loslaten, het beredeneren. Toen kwam er een grote vormentaal los, een zoektocht naar de eigen bronnen, naar inspiratie.

Hoe kan je in zo’n nuchter, Rotterdams, kaal en onherbergzaam gebouw een warme, vette laag aanbrengen? Het antwoord volgde uit het onderzoek naar de locatie, uit de gesprekken met leden van de Chinese gemeenschap die hij had gehad en het onderzoek naar Chinese architectuur dat hij opnieuw heeft moeten doen met de nieuw inzichten in z’n achterhoofd

Verder vroeg ik hem het werk van Leonidov te bestuderen om een koppeling te vinden tussen theatraliteit en functionaliteit.

 

Fase VII Voorbij de zelfgenoegzaamheid

 

De laatste fase gaat over testen, om architectuur te laten ontstaan. Alle vage hypothesen en conclusies worden gebouwd en uitgeprobeerd. Marten werkte met modellen op 2 schaalniveaus, 3d computermodellen en daglichtonderzoek over  de bizarre gevel die een Chinese skyline moest vormen met drie ranke torens als  vechtende Chinese draken op het gebouw. Om die te begrijpen, om het in z’n vingers te krijgen. Hij maakte proeven, schaal 1:1, van design, zoals hekjes en details.

 

De maquette is belangrijk voor deze fase. Voor het beeldhouwen, om het programma is je handen te krijgen. Deze fase gaat over synthese, de intergratie van alle aspecten. Je moet op je knieën naar die maquette kijken; de architectuur moet zintuiglijk en lijfelijk worden. Vuile handen krijgen, genieten. Je moet écht kijken, het ontwerp uit de denkwereld halen. Het geiler, mooier maken met je verbeelding. Marten was een kampioen hierin.

Deze fase is belangrijk bij het voorkomen van de zelfgenoegzaamheid die er vaak heerst bij ontwerpers. Studenten stellen deze fase meestal uit tot een week voor de presentatie. Maar in deze fase rijpt het plan, wordt het ontwerp geboren, dan wordt het leuk. Deze fase is eigenlijk de echte architectuurdaad. Het is feesten op veel schaalniveaus met heel veel media.

 

Het eindresultaat had veel lagen, een betonconstructie, Chinese cultuur, een erotische laag.

Daarna moet je weer terug naar het uitgangspunt voor een loepzuivere presentatie en heel nauwgezet documenteren wat je uitgezocht hebt en wat de resultaten zijn.

 

Dit alles herken ik in mijn eigen werk. De laatste fase is het leukst. Je neemt afscheid van je preoccupaties. In deze fase wordt het project geboren. Het is een holistische utopie.

 

Ieder proces is verschillend, maar fase VII is voor mij kenmerkend. Ik gebruik ook vaak mijn lezingen. Een spreker, een performer moet een verhaal interessant maken; dat interessante is de ontwerpaanleiding, is wat een ontwerp overtuigend maakt. In Delft is die gevoelskant van ontwerpen geheel ondergesneeuwd. De analyse komt later maar is ook ingebakken in mijn pragmatisch ingenieur-aard.